Jos schreef o.a.

Ik wist het!’ (verschenen maart 2021)

Waarover lees je in dit boek:

‘Ik wist het’ is dus enerzijds een subjectief verhaal. Anderzijds beschrijft het boek een objectieve en logische rode draad eigen aan de ontwikkeling van intuïtieve intelligentie.

Sceptici stellen intuïtie vaak gelijk met ‘het volgen van een buikgevoel, een instinct’. Ze doen daarmee onrecht aan de kracht van het begrip, want intuïtie is veel meer dan dat. Intuïtie biedt ons net de mogelijkheid om de ‘bewuste’ logica en ratio (ons logische denken) te verbinden met onze geïnternaliseerde (en daarom niet meer bewuste) ervaringskennis en niet bewuste ‘ruime’ waarnemingen met ons bewuste, logische en heldere denken. 

Het lijkt voor sommigen een paradox, maar echte intuïtie heeft een logische kern. Intuïtie is dus niet het instinctieve, blindelingse domweg volgen van ons gevoel, maar wel het verrijken van ons instinctieve en logische handelen met een ruimer weten. Het is het vermogen om ons instinctieve en bewust rationele kennen en handelen aan te vullen met betekenisvolle informatie die ons helpt rijker te leven, onze ‘ziel’ te volgen en dát te doen wat er voor ons werkelijk toe doet en waar we echt gelukkig van worden.

Ons intuïtieve weten bouwt in eerste instantie op een subtiel, helder en scherp waarnemen en het herkennen van patronen. In het eerste deel van het boek ga ik daarop in.

Wie uitroept: ‘Ik wist het!’, vertelt ons dat het lineaire praktische denken in de weg stond van de ruime waarneming en het ruime intuïtieve denken bij een reactie.

Als iemand je verrast vraagt: ‘Hoe kan je dat nu weten?’, heb je je ‘ruime waarneming’ verrijkend gebruikt. Dan schrikt die persoon, omdat hij of zij geconfronteerd wordt met iemand anders die ‘weet’ en die over goede intuïtieve vaardigheden beschikt.

Naast het verruimde waarnemen is de kwaliteit van invoeling-van-de-ander belangrijk. Vaak staan onze eigen ervaringen, oordelen, vooronderstellingen en emoties daarbij in de weg. Als we daar attent voor worden en de tijd nemen om ons te zuiveren, lukt het wel. We noemen dat de emotionele intelligentie. Dat thema behandelen we in het tweede deel van het boek

Instinct en intellect maken vaak ruzie. Wij kunnen hen ook leren om vrienden te worden! Buik en hoofd op één lijn! Om dat te realiseren moeten we obstakels opruimen die ontstonden tijdens onze ‘vervreemdende’ opvoeding en de confronterende en ontkrachtende ervaringen op ons levenspad. Dat is het thema van het derde deel van het boek.

In het vierde deel gaan we nog een stap verder. Het is het moeilijkste en meest speculatieve deel, omdat het probeert duidelijk te maken wat intuïtieve intelligentie eigenlijk is, terwijl daar in de wetenschap geen taal voor bestaat. Hoewel er al enkele dappere wetenschappers pleiten om de belangrijke rol van het intuïtieve inzicht in onderzoek mee op te nemen in de wetenschappelijke rapporten, negeert de wetenschappelijke wereld de transpersoonlijke ervaringen. Het lijkt wel of ‘wat niet gemeten kan worden niet bestaat’. We schrijven en getuigen dus vanuit onze subjectieve intuïtieve ervaringen als ‘ervaringsdeskundigen’. We geven hier taal aan eigen ervaringen en beschrijvingen van vrienden, cliënten, studenten en van cursisten van Timotheus die de weg van de intuïtie en bewustzijnsverruiming verkennen. 

Hoe je slimme intuïtie kan ontwikkelen, behandelen we in het vijfde deel van het boek. Want intuïtief intelligent worden kan je leren. Het vraagt wel inspanning en openheid om te veranderen.

We eindigen in deel zes met een droom van een leven in een intuïtief intelligente wereld. Hoe zou zo’n wereld er kunnen uitzien? 

Tijdens het lezen nodig ik je uit om niet alleen met je hoofd of je brein te lezen. Probeer je hele lichaam en zijn te betrekken in de betekenis van wat je leest.

Regelmatig volgt na een hoofdstuk een oefening, die ik ‘meditatie’ noem. Meditatie laat denken aan ‘mindfulness’ of ‘transcendentie’. Ik gebruik het woord hier in zijn ruimste betekenis: meditatie of reflectie. Zo gebruikte de vader van het rationalisme, Descartes – de man van ‘Ik denk dus ik ben’ – dat ook. Interpreteer die ‘ik denk’ dan wel ruim. Voer ook de ‘meditatie’ niet alleen uit met je hoofd, maar ervaar en ‘reflecteer’ met je hele lichaam. De ‘meditaties’ zijn expliciet daarvoor bedoeld. Je kan helemaal in de ervaring gaan. Het zijn relatief eenvoudige oefeningen die je niet fout kan doen. De ervaring in de oefening is ‘uniek’, wat wil zeggen: het is jouw unieke ervaring, en als je de oefening herhaalt, kan ze anders zijn. Herhaling geeft je de kans om dieper te ervaren. Oefening baart kunst en uiteindelijk slimme intuïtie!  Dit boek lezen is een goede start!

Pelgrim in Auschwitz (verschenen 2005)

Een kille regenachtige herfstdag, Antwerpen. Dertig mensen, zenuwachtig gelach, herkenningen, ontmoetingen. 

‘Auschwitz boven’, hangt er onderaan de trap.  Dat is geen leuze voor een voetbalwedstrijd maar een aanduiding van een reis die de dertig samen zullen ondernemen.

Ze willen hun eigen overtuigingen onderzoeken, kijken hoe deze reis aansluit bij wie ze vandaag zijn, ervaren hoe het kampsysteem, het lijden en de overmacht ook nu nog op andere manieren in hun maatschappelijke context doorspeelt. Diep vanbinnen hopen ze dat ze niet te zien krijgen wat ze vrezen: Dat de mens is in staat tot gruwelijke daden en, als de omstandigheden daartoe leiden, tot een uitzonderlijk destructief wezen kan uitgroeien.

Vandaag staan de pelgrims stil bij hun individuele motivatie voor de reis. Ze verwoorden hun persoonlijke missie voor de pelgrimstocht waar ze voor staan.  Auschwitz, het holocaustsymbool willen ze verkennen met eigen lijf en leden voelen.

Energetisch doorschouwen noemt iemand het, herbeleven zegt een andere.  Ik wil de beul en het slachtoffer in mezelf ontmoeten zegt een derde. Gewoon helend aanwezig zijn voor de talrijke zielen die geen rust vinden of ter ondersteuning van de andere reizigers zegt een andere.  Iemand zegt: “Ik weet het niet, maar het was alsof ik mee moest, alsof onzichtbare koorden me met deze wrede plek verbinden. Ik word er naartoe gezogen”  En een andere antwoordt: “ik wil de kampen zien met mijn eigen ogen. Ik wil weten of dit echt is.”

Ik ben rustig aanwezig.  Ik luister.  Ik ben de observator.  Ik neem de rol van onderzoeker.  Ik probeer aanwezig te zijn als een neutrale factor. Kan ik deze positie houden?  Wat zal de confrontatie met de gruwel mij brengen? Ik ben bang dat de koude me weekt maakt, de nattigheid of de sneeuw mijn weerstand ondermijnd.  Ik ben bang dat ik meehuil met de regen.  November in Polen is ijzig en nat.  Ik neem een skipak mee, warme spullen, en waterdichte schoenen. Ik zag de beelden van wezens – ik durf ze geen mens meer noemen – in dunne gestreepte pakken.  In de sneeuw.  Ik sterf als ik daaraan denk en ik bewonder de menselijke overlevingsdrang.  

We kozen voor de trein.  Het ritmische gestamp zal ons dichter bij de beleving van de slachtoffers brengen. Hoewel de omstandigheden waarin wij reizen onnoemelijk comfortabel zijn in vergelijking met de beestenwagens waarin zij vervoerd werden.  En toch klagen we.  We moeten overstappen om 5u20, zijn niet zeker van de couchettes, ….Het is zolang treinen. Ik lig.  Zij stonden.  Ik drink en eet.  Zij stonden.  Ik verfris me.  Zij stonden…opeengepakt. Ik ga naar de wc. Zij konden staande hun behoeft doen, of – als het enigszins lukte – in een emmer in hoek van de wagon. Ik reis in innig verbinding met mijn vrouw, ik voel haar hand. Zij worden straks gescheiden.

Sommigen van ons betrappen betrapten zichzelf de dagen voor het vertrek op een vreemd gedrag. Iemand vertelt: “een bepaalde nervositeit heeft zich de laatste dagen van mij meester gemaakt. Ik schreef e-mailde dagelijks naar mijn vriendin alsof het niet zeker is dat ik nog terug zal keren.” Ik voel alles resoneren in mijn lichaam.  Ik slaap slecht de laatste dagen.  Ik droom.  De onrust steelt mijn slaap.  Ik wou dat ik kon rusten, maar ik droom en wordt doodmoe wakker.

Brieven

Schrijven doen we, brieven zoals toen. Naar mensen die we kennen. Mensen die ooit daar, in Auschwitz waren, of naar de mensen die we morgen thuis achterlaten. De verborgen tochtgenoten noemen we ze. Ze zijn aanwezig in onze gedachten terwijl we inpakken, terwijl we op de trein naar onze bestemming reizen.

“Ik richt me tot jullie, mijn kinderen, mijn zusters, mijn broers, mijn vader een mijn moeder. Ik richt me tot jullie, omdat ik weet dat jullie wachten aan de poort; al zo lang. Ik kom.”

“Lieve Etty, Ik ben op weg naar de plek waar jij bent overleden. Ik vraag me af hoe jij de laatste maanden van je jonge leven hebt doorgebracht in Auschwitz. Ben je bang geweest? Bleef je geloven? Ben je van het leven blijven houden?  Ik weet het niet. Ik hoop op deze reis een antwoord te krijgen op die vragen.”

“Beste Viktor, jouw verhaal heeft me geholpen te geloven dat, wat er ook in de uiterlijke wereld gebeurt, de innerlijke vrijheid gevrijwaard kan worden. Daarmee bedoel ik niet dat je geen verdriet, haat, woede meer voelt, maar wel dat er telkens weer een moment komt waar de mogelijk ontstaat er afstand van te nemen.”

“Klein joods meisje, ik geef toe dat ik je ergens gezien heb. Ergens aan het einde van de jaren dertig. Of begin van de jaren veertig. Ergens in Bergen Belsen, of Treblinka, of in de Dossin-kazerne in Mechelen, of misschien in een getto, desnoods in Auschwitz. Ik ben nu iemand anders. Dat zou ik graag geloven, maar dat klopt niet helemaal. Ik nog precies als toen, maar met een ander laagje vernis over mijn ziel. Ik wil de omstandigheden en de historische context van toen niet als excuus inroepen. Ik verwijt mezelf dat ik jouw blik, die ik diep in mijn ziel keek, negeerde. Ik ben verder gestapt in mijn degelijke Duitse laarzen. Mijn illusies achterna.”

“Waar ik bang voor ben? Ik ben bang voor ogen, die van jou of van anderen, die ik misschien zal zien, die me zullen volgen in hun stil verwijt. Ik ben bang voor de eenzaamheid. Jullie eenzaamheid en mijn eenzaamheid. 

Wat ik hoop? Dat ik ook stemmen van hoop zal horen. Dat er vrolijkheid zal zijn. dat we eindelijk even samen mogen lachen.”

“Ik ken je niet…Toch heeft jouw aanwezigheid me reeds mijn hele leven geraakt en aangeraakt. Iets in mij wou meer over jou weten, wou je ontmoeten in boeken, films of documentaires. Ik ben jou steeds blijven zoeken, en toch wist ik dat ik nooit als toerist naar de plek zou gaan die voor jou de hel van je aardse bestaan werd. Ik voel me daarvoor te beschroomd. Dit soort voyeurisme leek me een inbreuk op die bijna ‘heilige’ plek van onmenselijke dood en vernietiging”. En nu kom ik toch, als pelgrim.”

Op de middag komen we in Krakow aan. We bezoeken, Kazimierz, de oude joodse wijk van de stad, het getto en de joodse synagoge. Sinds de opnames van ’Schindler’s List’ komen hier veel mensen langs. Ze willen weten waar Spielberg draaide. Ze willen zien wat echt is in de film. In de eerste wereldoorlog was dit nog deel van het grote Habsburgse dubbelrijk.

De trein brengt ons in anderhalfuur van het mooie Kraków naar het Oświęcim. Oświęcim is de oorspronkelijke Poolse naam van de stad. De Duitsers maakten er Auschwitz van. De vele Joden die er voor de oorlog woonden noemden de stad ‘Oshpitzin’, dat is het Joodse woord voor gasten.  Een kwartiertje wandelen brengt ons van het station tot voor de ingang van KZ Auschwitz. Hier staan we voor de poort van wat eens de gruwel van de mensheid was. Hier staan we voor het symbool van kwaad en lijden. We weten niet wat ons te wachten staat. Onze ogen zoeken steun voor de confrontatie.  Vijf minuten later staan we onder de bekende poort met de beruchte woorden: ‘Arbeit macht frei’. We zien het kampleuze boven de poort met onze eigen ogen.


De waanzin van Charlotte (verschenen 2000)

Aan Hare Hoogheid,

Prinses Charlotte van België, Keizerin van Mexico,

Aan mijn lieve Carlotta, 

Begin april 1879 werd je naar het kasteel van Bouchout te Meise overgebracht,  Meer dan veertig jaar zou je er verblijven,

“Een gekke vogel in een gouden kooi ” noemde mijn grootmoeder je.

De liefde, de eenzaamheid, de tragiek waren jouw deel.  

Krankzinnig noemde men je, en men gaf je nog een pil en sloot je op in een prachtig decor.  Men had liever niet dat je praatte.  Als je toch zou beslissen om te praten zouden jouw woorden ongeloofwaardig klinken.

Dankzij de waanzin is het geheim veilig.  De waanzin verbergt de realiteit in de verbeelding.  Beschrijven de woorden slechts een fantasie uit je hersens of de surrealistische werkelijkheid?  En is waar werkelijk waar?

Jij lijkt een figuur uit een dramatisch theaterstuk.  Prinses Ofelia uit Shakespeare’s Hamlet tot de waanzin gedreven toen Hamlet haar vader doodde.  Of Antigone die levend werd opgesloten in een rotsgraf omdat ze haar dode broer een graf wou geven.  In jouw verhaal dwingen ons vorsten-huis en het almachtige Oostenrijkse keizershuis jou in de gouden kooi.

Je gemaal Maximiliaan werd doorzeefd door Mexicaanse kogels en jou probeerde men te vergiftigen.

Men stal jouw kind (of was dat een droom?)

En hij, jouw geliefde, die jouw arm streelde tot je rustig werd, hij van wie je meer dan van alle anderen hield, waar is hij gebleven?

Zelfmoord zegt men je, maar jij twijfelt.

In april 1999, 120 jaar na jouw aankomst op het kasteel van Bouchout denken wij terug en vooruit.  Sinds Einstein en Prigogine is de tijd relatief.  

Misschien wil je even luisteren naar onze brieven.  Ze vertellen je hoe het in Meise is intussen, en hoe de waanzin de wereld in zijn greep houdt.